Hij blaast de kaarsen uit
die op de eettafel staan,
rood kaarsvet op het behang
als resultaat.
“Mijn vader heeft me geleerd
altijd een hand
achter een kaars te houden
als ik die uitblaas.
Het is duidelijk
dat deze les
geen onderdeel is geweest
van jouw opvoeding.
Jouw intelligentie,
al bijna vergelijkbaar met visserslatijn,
heeft je niet geholpen
te bedenken dat vloeibaar kaarsvet
kan rondspatten
door een passerende luchtstroom.
Conclusie:
je hebt weer
een vette min
achter je naam.”
De man reageert snel:
“Hoeveel minnen kan ik
achter mijn naam hebben
voordat je mij er uitknikkert?”
“Jij? Veel, heel veel.”
Op zijn vragende blik:
“Je bent een erg goede minnaar.”
“Ah, dat levert dus de plussen.”
Het duurt even,
dan vraagt hij:
“En de anderen,
voor mij?”
“Er zijn er,
die helemaal
geen plussen
hebben verdiend.”