Jongens
Ze komt uit een meidengezin.De aanspreekvorm ‘jongens’kent ze dus‘van huis uit’niet.
Ze komt uit een meidengezin.De aanspreekvorm ‘jongens’kent ze dus‘van huis uit’niet.
Hij leest haar gedicht‘Drieletterwoord’en reageert met:“Wat doe je met míjndrieletterwoord?”“Niets.Dat gebruik ik niet.”Ze zietdat hij naar woorden zoektvoor zijn volgende vraag,dus helpt ze hem:”En met de rest van je sakiedoe ik ook niets.”“Dan is het goed.”
“Wat is jouw toilet vies.”Haar buurjongen kijkt eerst naar haar,dan naar zijn moederen dan weer naar het toilet.
De bioscoopmedewerkster meldtdat er zo’n dertig man in de zaal zit.“Weet je dat zeker?Heb je alleenmannennaar binnen gelaten?”“Nee, natuurlijk niet.O, wat erg.Ik heb daar nog nooitover nagedacht.”
Met haar dateop een terrasop een tijdstipwaarop niemanderaan denktbitterballen tebestellen. Ze is afgeleid.Haar date merkt dat.“O, ik zie het al.Schoenen,inderdaadmooie schoenen.”Zijn blik glijdt omhoog.“Mijn god, zelfs ik kan beterop hoge hakken lopen.”