I
Student over de vloer.
Hij blijkt het spraakzame type.
Terwijl hij met haar computer bezig is,
kwebbelt hij erop los.
Door de woorden
“Nou, en als ik me kut voel, …”,
kijkt ze op van haar werk.
Ze laat hem zijn zin afmaken
en onderbreekt hem dan.
“Jason, ik voel me nooit kut.”
“Wat goed van u.”
Ze kijkt hem aan.
Het duurt,
dan zegt hij:
“Sorry.”
“Ik kies altijd voor het woord dat
duidelijk aangeeft
wat er met mij aan de hand is.
Ik kan me bijvoorbeeld beroerd voelen,
of gekwetst, of gammel, lamlendig,
misselijk, moe, afgepeigerd,
uitgewoond, verdrietig.
Los daarvan,
neem van mij aan
dat er nog steeds werkplekken zijn
waar kut geen onderdeel is
van de omgangstaal.”
II
Tijdens een training.
Ze heeft uitleg gegeven
en daarna een oefening uitgedeeld.
In het arbeidzame geroezemoes
klinkt opeens:
“Wat een kut-oefening is dit.”
Het is op slag doodstil.
“Bedoel je daarmee
dat je het een
lastige oefening vindt?”
“Ja,” bromt de man.
“Ik dacht: effe checken.
Je weet inmiddels dat ik
van
duidelijke,
verzorgde
en
klantgerichte
communicatie houd.”
III
Theaterteksten schrijven
is nieuw voor haar,
dus werkt ze met een coach.
Als ze het beruchte
drieletterwoord hoort,
vraagt ze aan hem:
“Wil je wat voor me doen?
Het woord kut niet gebruiken
als wij samenwerken.
Het doet me echt pijn,
elke keer als ik kut als
scheldwoord hoor.”
IV
Ze heeft het nooit begrepen,
en ze zal het ook nooit begrijpen,
ook omdat
ze het gewoon niet wil begrijpen.
Hoe is het toch mogelijk
dat het mooiste, teerste en
gevoeligste onderdeel
van het vrouwenlijf
een scheldwoord is geworden?
Tot haar grote verbazing
zijn er ook steeds meer vrouwen
die het drieletterwoord nodig hebben
om aan te geven
dat er iets
niet helemaal
goed gaat,
ofzo.
Wat ze bevreemdend vindt:
er iets van zeggen
is in de loop van de jaren
problematisch geworden,
al bijna not done.
Zij is de uitzondering,
zo langzamerhand.
Omdat het niet went,
nooit,
geeft ze niet op,
houdt ze vol:
“Wil je wat voor me doen?
Het woord kut niet gebruiken.
Het doet me pijn.”