Jaren tachtig,
een studie antropologie.
Bijna alle literatuur is Engelstalig.
Al vrij snel heeft ze het over
zwart en wit
als huidskleur.
“Waarom heb je het
ineens
over witte mensen?
Wij zijn toch blank?”
“Dat gaat vanzelf
als je constant
over blacks and whites leest.”
Zo’n 30 jaar later.
Blank lijkt niet meer te passen
in de dagelijkse omgangstaal.
Voor haar was het weer
normaal Nederlands geworden.
Je neemt de taal over
die je om je heen hoort.
Nu denkt ze:
‘Wit?
Haren van mijn
wimpers en wenkbrauwen
zijn wit.
Daarom gebruik ik
mascara en eyebrowgel,
om dat te verdoezelen.
Mijn huid heeft een
heel andere kleur.
Blank, misschien,
toch wel.
Of anders
de kleur van het ondergoed
die
na wit en zwart
de meest verkochte kleur is:
in mijn terminologie huidskleur,
in kleurterminologie
beige of zand,
denk ik.’