Volledig in gedachten
loopt ze naar de uitgang
van het warenhuis.
Een deur die net niet
tegen haar neus valt,
brengt haar terug
in de realiteit.
Voor haar hoort ze:
“Als je een winkel uitloopt,
dan kijk je altijd om.
Als er iemand achter je loopt,
dan houd jij de deur open.”
Ze realiseert zich direct
dat de man met wie ze haar leven deelt,
compleet onbekend is
met het verschijnsel
‘de deur voor iemand openhouden’.