Het perronbord is er goed voor:
controle of de treinreis die ze moet maken
goed in haar hoofd zit.
De man naast haar
staart naar het gele bord.
Ze ziet ‘in alles’
dat hij niet begrijpt
hoe hij zo’n bord
met vertrektijden moet lezen.
Ze denkt ‘doe ik het wel,
of doe ik het niet?’
Ze doet het wel.
“Volgens mij …”
“Ik heb inderdaad geen flauw idee.
Hoe lees je dit?
En dus legt ze uit:
over intercity’s, sneltreinen, stoptreinen,
over overstappen,
over vertrektijden,
over stroomschema’s.
“Wie heeft jou dit geleerd?”
Wie haar heeft geleerd gele borden te lezen?
Haar vader natuurlijk,
wie anders.