Zij wast af.
Hij droogt af.
Hij kan stuken.
Hij kan schilderen.
Hij kan elektriciteit aanleggen.
Het losse onderdeel
van de knoflookknijper
op de juiste manier
terugplaatsen,
blijkt een klus
die hij niet aankan.
Zij laat zien
hoe het raster
in de knijper past.
“Nu jij.”
Het losse onderdeel
van de knoflookknijper
op de juiste manier
terugplaatsen,
blijft een klus
die hij niet aankan.