Ze eet bij haar zus,
natafeltijd nadert.
“Zullen we als toetje een ijsje
bij Florencia gaan eten?”,
stelt haar zus voor.
“Hiervandaan een leuk
fietstochtje.”
Haar zus, type
ribbenkast duidelijk zichtbaar,
neemt twee bolletjes.
Zij, type
tussen slank en stevig,
neemt er drie.
Als ze van hun ijsje genieten,
loopt,
nee,
waggelt
er een vrouw voorbij
waar ze samen
minimaal
tweemaal
inpassen.
De vrouw heeft een bak ijs
bij zich die hen
de adem beneemt.
“Soms,”
verzucht zij,
“heb ik echt geen zin meer
om
solidair
te zijn.”