I
De kledingkast van mijn vader opruimen.
Ik tel vijf badjassen.
Ineens begrijp ik
weer
een erfelijke belasting.
II
Een verjaardagsfeest in de tuin.
Het wordt fris.
Tot ieders grote verbazing
heeft mijn moeder
voor alle vrouwelijke gasten
een vest.
Mijn kledingkast?
Minimaal één plank vol
met vestjes.