Een winter midden jaren zeventig.
Samen met haar oudere zussen
loopt ze een theater in Scheveningen uit.
Een verrassing van een andere orde:
een enorm pak sneeuw.
Het openbaar vervoer blijkt ook verrast,
dat rijdt niet meer.
Ze zijn nog geen 5 minuten onderweg
als er een auto stopt.
De bestuurder wil hen
voor 25 gulden
naar Zuidwest Den Haag brengen,
een verleidelijk aanbod.
Als je een telefooncel nodig hebt,
dan zie je er één, heus.
Haar oudste zus belt naar huis
en vertelt dan dat hun vader
hen opwacht,
met 25 gulden voor
de taxichauffeur van deze avond.
Jaren later zeggen ze tegen elkaar:
“Die taxichauffeur voor één avond had ook
50 gulden
kunnen vragen.
Papa had betaald,
echt,
alles om zijn dochters
weer veilig thuis te krijgen.”