“Ik vind jou een spelttype.
Heb ik gelijk?”
“Ik heb het uitgeprobeerd,
omdat ik een
uitprobeertype ben.”
“En?”
“De eerste keer lag ik
binnen een uur op de bank,
om er een paar uur
niet vanaf te komen.
De tweede keer liep ik naar boven
en was ik net op tijd
bij mijn bed.
Gevloerd voor minimaal drie uur.”
“Hè, wat raar.”
“Ik weet niet
of dat raar is.
Wat ik wel weet:
nooit meer spelt.”