“Mevrouw, u hebt me
al twee keer aangeraakt.”
“Meisje, waar maak je je druk om?”
“Ik ben 30, ik ben een vrouw
en ik heb gestudeerd.”
Ze vraagt zich af
wat de relevantie is
van de derde hoofdzin
in de reactie van de vrouw,
baantjes trekkend in het water,
besluit natuurlijk wel
het non-argument
in haar weerwoord te gebruiken.
“Ik heb ook gestudeerd.
Gelukkig heeft dat mijn perceptie
over wat ik in wezen ben
en de rest van mijn leven blijf,
een meisje,
niet veranderd.”