I
“Are you walking your cat?”
“What does this look like?”
“That you are walking your cat.”
“So?”
“You are walking your cat.”
II
“Mevrouw,
laat u uw kat uit?”
Een corrigerende blik.
“Mevrouw,
u laat uw kat uit.
Waarom doet u dat?”
“Voor een frisse neus.”
Bram wil een frisse neus.
Elke dag,
altijd,
elke avond.
Maakt niet uit
hoe laat ze thuiskomt,
Bram wil zijn rondje.
De jongen aarzelt.
“Wat doet hij …”
“Bram piest en poept
gewoon op de bak.”