Een lekke band.
Voordeur open,
fiets ondersteboven.
Een deel in de hal,
een deel buiten.
De altijd terugkerende vraag van voorbijgangers:
“Heb je daar geen man voor?”
I
Daar heeft ze geen man voor nodig.
Haar vader heeft haar geleerd
een lekke band te plakken.
II
De man die ze heeft,
weet niet
hoe hij een band moet plakken.
III
Als ze 56 is,
kiest ze voor het eerst
voor de diensten
van een vreemde man.
Ze brengt haar fiets
naar de fietsenmaker.
Gewoon een keer
geen zin om te plakken.
Ze heeft meteen spijt
– als haren op haar hoofd.
Ze moet
twee dagen
op haar fiets wachten.