Een lekke band.
Voordeur open,
fiets ondersteboven.
Een deel in de hal,
een deel buiten.
De altijd terugkerende vraag van voorbijgangers:
“Heb je daar geen man voor?”
I
Daar heeft ze geen man voor nodig.
Haar vader heeft haar geleerd
een lekke band te plakken.
En trouwens,
de man die ze heeft,
weet niet
hoe hij een band moet plakken.
II
Ze is een vijftiger en heeft,
voor het eerst van haar leven,
geen zin om te plakken.
Er volgt een hemelse terechtwijzing
op haar laksheid:
ze moet
twee dagen
op haar fiets wachten.