Zij draagt een gouden hanger.
“Jij bent toch niet getrouwd?
Waarom draag je dan een hartje?”
“Is dat een overblijfsel uit je huwelijk?
Sjiek, stijlvol.
Maar toch,
dat je dat nog draagt.”
“Ik vind die hanger
helemaal niet bij je passen.
Hij is wel mooi hoor,
daar niet van.”
Door een loting wint haar moeder
de twee trouwringen van háár ouders.
Haar vader laat er voor zijn vrouw
een hanger van maken.
Zij draagt een erfstuk.