Ze laat Wiek
in de auto achter
met de mededeling dat
de winkels waar zij naartoe gaan,
verboden terrein zijn
voor haar soort.
Als de oogst bijna binnen is,
gaat Zus vast
terug naar de auto.
“Zeg maar tegen Wiek dat
ik eraan kom.”
Als ze de winkel uitkomt,
staat Zus
met een wild springende Wiek
te wachten.
“Zeg maar tegen Wiek
dat ik eraan kom.
Hoe simpel ben jij?
Ze brak uit
toen jij niet verscheen,
ik kon nog net op tijd
haar halsband grijpen.”